In een Eindhovense buitenwijk
staat een op het eerste gezicht wat merkwaardig bouwsel. Een reuze
paddestoel meent de een, een vliegende schotel de ander. Waar het
Evoluon ook op lijkt, het is een symbool van de band tussen de stad
en het Philipsconcern. Het futuristische gebouw, jarenlang een museum/centrum
voor technologie, werd immers gebouwd ter gelegenheid van het 75-jarig
bestaan van Philips in Eindhoven in 1966. Het Evoluon straalt bouwkundige
durf en technisch vernuft uit en is als zodanig representatief voor
de activiteiten van het concern. Door de gekozen constructieve vorm
lijkt het gebouw echter tevens in een wat wankel evenwicht te verkeren,
precies zoals de verhouding tussen Philips en Eindhoven jarenlang
was.
Er was een tijd dat Philips in Eindhoven als het ware
een 'staat in een stad' was. Voor wie het een beetje uitzocht had
de buitenwereld nauwelijks nodig. Er waren Philips basis- en bedrijfsscholen
en zelfs een Philips-HTS. Werkte je vader bij 'Frits' dan kreeg je
een Philips-studiebeurs. Er was een Philips Gezondheidscentrum en
een Philips Ontspanningscentrum. Duizenden gezinnen woonden in huizen
van Woningbouwvereniging Hendrik van Lotharingen, ook al van Philips.
De invloed van het bedrijf strekte zich uit over de hele stad. Eindhoven
was tot ongeveer 1980 een company town. Een stad waarvan het imago
en de gang van zaken in belangrijke mate werden bepaald door het grootbedrijf
dat er gevestigd was.
De opkomst van de company town was in belangrijke mate
gebonden aan de fabrieksmatige productie van consumptiegoederen. Hierbij
speelden de lopende band en andere vergelijkbare productiesystemen
een belangrijke rol. Zij functioneerden het beste in grote hallen,
waar grote aantallen arbeiders routinematig een bepaald onderdeel
aan een product toevoegden.
Het type ondernemer dat deze bedrijven leidde was eveneens
van belang. Het ging vaak om self made zakenmensen zonder formele
opleiding, maar vastbesloten om eigenhandig en zonder veel scrupules
een grote onderneming op te bouwen. Deze ondernemers worden vaak aangeduid
met de naam business tycoon. Henry Ford is er zo'n beetje het prototype
van.
Anton Philips vertoonde duidelijke trekken van een tycoon.
'Ze zullen weten wie ze voor zich hebben', liet hij verschillende
malen weten. Die 'ze' had zowel betrekking op zijn zakelijke concurrenten
als de stedelijke overheid, vakbonden en de katholieke kerk die naar
zijn mening te weinig rekening hielden met zijn belangen.
Voorbeelden van company towns zijn naast Eindhoven,
Turijn met de Fiat-autofabrieken, Ludwigshaven met het chemische BASF-concern,
Luton met de Vauxhall-autofabriek en diverse Amerikaanse steden met
auto- en motorenfabrieken. In dit laatste geval is overigens single
industry-steden een betere benaming.
Aspecten van de company
town
Philips manifesteerde zich naast zijn organisatorische
netwerk op verschillende manieren als de vormgever van company town
Eindhoven. In de eerste plaats was dit op het terrein van de bebouwing.
Het Eindhovense centrum werd tot in de jaren negentig gedomineerd
door de industriecomplexen Emmasingel en Strijp S. Vooral de als een
fel verlicht baken boven de stad uittorenende, bijna 50 meter hoge
Lichttoren op het eerste complex trok de aandacht. De er vlakbij gelegen
gerenoveerde radiobuizenfabriek de Witte Dame en het vroegere concernhoofdkantoor
de Admirant bepaalden het aanzien van het centrum van Eindhoven.
En dan was er het op nauwelijks een kilometer verder
gelegen geheel afgesloten 25 hectare grote bedrijfsterrein Strijp
S. Dit complex werd gedomineerd door de zeven verdiepingen hoge fabrieken
van de Hoge Rug en het in opvallende gele IJsselsteen gebouwde Veemgebouw.
Langs de spoorweg naar het noorden lag de Philite-fabriek, waar voor
grote delen van de stad goed ruikbaar kunsstof (bakeliet) werd gmaakt.
Bij de oplering in 1930 kreeg de fabriek aan de zijkant een grote
klok die het gebouw zijn naam gaf: het Klokgebouw.
Tussen Strijp S en het centrum lagen het Philipsontspanningscentrum,
het PSV-stadion en de overige fabrieken van het Emmasingelcomplex.
Wie per trein vanuit Den Bosch Eindhoven binnenkwam zag de eerste
tien minuten weinig anders dan de bedrijfsgebouwen van Philips. Die
bebouwing had, zeker in het centrum, tot begin jaren zeventig meer
allure dan de stad zelf, meenden veel bezoekers.
Onderwijs en de company
town
Onderwijs was een ander aspect van het stedelijk leven
waarop Philips invloed uitoefende. Het bedrijf speelde een belangrijke
rol bij de oprichting van algemeen-neutrale en protestantse basisscholen,
in hoofdzaak bestemd voor het eigen personeel. Een ernstig conflict
met het conservatief-katholieke establishment deed zich voor bij de
oprichting van een neutrale HBS. Pleitbezorger hiervoor was de vereniging
Eindhoven Vooruit, waarin liberalen, vrijzinnig katholieken en socialisten
samenwerkten. Ook de gebroeders Philips waren lid. Al vanaf het eind
van negentiende eeuw had de vereniging gepleit voor de HBS, die Philips
en andere bedrijven van middenkader moest voorzien. Het katholieke
establisment wenste echter een katholieke MULO.
In 1907 werd de kwestie inzet van de gemeenteraadsverkiezingen.
Na een maandenlange, felle strijd won de vooral door de autochtone
Eindhovenaren gesteunde MULO-partij. Deze school ging van start, maar
al snel bleek dat zich te weinig leerlingen aanmeldden. Anton Philips
greep zijn kans. Hij stelde 40.000 gulden ter beschikking en in 1910
werd de HBS geopend.
Na het feestdagenconflict dat zich rond die zelfde tijd
afspeelde koos Philips echter voor het compromis. Dit hield in dat
het bedrijf erkende dat het rekening moest houden met de in de stad
bestaande verhoudingen. In de loop van de jaren twintig groeiden Philips
en het katholieke establishment, die immers grotendeels dezelfde maatschappelijk
belangen hadden, geleidelijk naar elkaar toe. Van belang daarbij was
dat enkele vooraanstaande Philipsmensen een plaats kregen in de katholieke
gemeenteraadsfractie. Het bedrijf kreeg nadien meestal zijn zin in
kwesties van bedrijfsbelang. Het katholieke establishment behield
grotendeels de vrije hand in gemeentezaken.
Wanneer dat naar zijn mening nodig was liet Anton Philips
echter toch wel zien 'wie ze voor zich hadden'. Toen zowel de gemeente
als de katholieke geestelijkheid medio jaren dertig bezwaar maakte
tegen zijn voorstel om een groot overdekt zwembad te bouwen, waar,
o schande, gemengd kon worden gezwommen, zette hij zin wil door. Het
bad kwam er, vooral door een grote donatie van Philips.
Ook bij de aanleg van het vliegveld Welschap, midden
jaren dertig, en de vestiging van de Technische Universiteit, begin
jaren vijftig, speelde het concern achter de schermen een rol als
stimulator.
Het Natlab als motor van
nieuwe producten
Op Strijp S verrees in 1923 een nieuw Natuurkundig Laboratorium
(NatLab). Uit het hele land werden onderzoekers aangetrokken en in
de loop van de jaren twintig kwam een stroom van nieuwe producten
op gang. Overigens waren die niet allemaal afkomstig uit het NatLab.
Belangrijke nieuwe producten waren diverse typen neonbuizen en andere
soorten verlichting, rontgenapparatuur, nieuwe sterkere radiolampen
en zendbuizen en diverse soorten elektrische apparaten. In het NatLab
werkte men ook voortdurend aan de verbetering van al bestaande producten.
Tot begin jaren dertig nam het aantal werknemers van
Philips nog toe tot ruim 20.000. Nadat echter de invloed van de economische
depressie in Nederland merkbaar was geworden volgde een massaontslag
van werknemers. Philips telde midden jaren dertig op het hoogtepunt
van de crisis nog ongeveer 10.000 medewerkers. Hierna liep dit getal
weer op tot ongeveer 15.000 in 1940. Tijdens de oorlog steeg het aantal
Philips-werknemers snel tot ongeveer 24.000 in 1943. Na een aanvankelijke
daling rond 1945 liep de hoeveelheid Philips-werknemers in Eindhoven
en direct omgeving op tot bijna 40.000 in het midden van de jaren
zestig.
Het NatLab werd in de na-oorlogsperiode verder uitgebouwd
en ontwikkelde zich tot een van de belangrijkste onderzoekslaboratoria
in de wereld. met een navenante hoeveelheid nieuw ontwikkelde producten.
Voorbeelden hiervan zijn diverse toepassingen van de transistor, die
overigens niet bij Philips zelf is ontwikkeld, nieuwe huishoudelijke
apparaten, medische- en communicatie-apparatuur en vanaf 1950, televisietoestellen
en beeldbuizen. Deze laatste twee, grotendeels gemaakt in fabrieken
op in de jaren vijftig en zestig in gebruik genomen inustrieterreinen
Strijp S en T., waren de grote naoorlogse verkoopsuccessen van Philips.
Later zouden nog medische apparatuur, de compact disc en geavanceerde
huishoudelijke producten volgen.
Terugtocht uit de stad
Tijdens de oorlog zijn onder meer door de gezamenlijk
doorstane bombardementen en andere oorlogservaringen concern en stad
naar elkaar toegegroeid. Toen Anton Philips eind 1945 uit de Verenigde
Staten, waar hij leiding had gegeven aan het internationale concern,
in Eindhoven terugkeerde werd hij door de bevolking enthousiast begroet.
Dit zou waarschijnlijk voor de oorlog niet snel zijn gebeurd.
De relaties tussen concern en stad stabiliseerden zich
onder Anton's opvolgers schoonzoon Frans Otten en zoon Frits. Deze
laatste was een meegaander figuur dan zijn vader en grote maatschappelijke
conflicten, zoals in de beginperiode deden zich onder zijn leiding
niet meer voor.
De invloed van Philips in Eindhoven bleef in de jaren
zestig en zeventig onverminderd groot. De twee energiecrises van midden
jaren zeventig en begin jaren tachtig zorgde echter voor een kentering.
Philips bracht een steeds groter deel van zijn productie over naar
lage lonen landen. Strijp S bijvoorbeeld, veranderde zo van een luidruchtig
fabriekscomplex tot een centrum van productresearch, onderzoek naar
fabricagetechnieken en administratie. Het aantal mensen dat er werkte
verminderde daarbij geleidelijk van 10.000 in de jaren zestig, via
8000 eind jaren zeventig tot ruim 1100 in 2000. Veel culturele en
sociale met het bedrijf verbonden voorzieningen sloten in de jaren
tachtig de deuren.
De ontwikkeling op Strijp S is symbolisch te noemen
voor het Philipsconcern in zijn geheel. Fabrieken werden gesloten,
verzelfstandigd of verkocht. Om zich te concentreren op zijn kerntaken
ontsloeg Philips bij Operatie Centurion in het begin van de jaren
negentig enkele duizenden personeelsleden. Het concern trok zich geleidelijk
terug uit Eindhoven. Om dat te onderstrepen verplaatste Philips het
internationale hoofdkantoor in 1997 naar Amsterdam. Het aantal werknemers
bij het bedrijf in Eindhoven en omgeving liep terug tot ongeveer 12.000
in 2007. Philips is daarmee overigens nog altijd de grootste werkgever
van de stad.
De positieve kanten van
de company town
Het concept van de company town heeft vaak een negatieve
connotatie. Het Brabantse plaatsje verloor zijn identiteit door de
toestroom van vele vreemdelingen, terwijl Philips het leven van zijn
werknemers van de wieg tot het graf beheerste. Dit leidde tot een
eenvormige en saaie samenleving, waartegen het radicaal linkse protest
rond 1970 bijna weldadig aandeed.
Helemaal onterecht zijn de beschuldigingen niet. Er
zijn echter ook duidelijk positieve kanten. Het bedrijf bracht in
de jaren twintig en dertig werknemers uit heel Nederland in de stad
bijeen. Later volgden nog vele medewerkers uit zeer diverse buitenlanden.
Eindhoven was daarmee een multiculturele stad avant la lettre. De
komst van grote aantallen arbeiders uit mediterrane landen was daarop
slechts een aanvulling.
De stad heeft goede culturele en uitstekende sportieve
en recreatieve voorzieningen. Het gemiddelde inkomensniveau is en
was hoog; reden waarom het warenhuisconcern de Bijenkorf en andere
duurdere winkels zich er graag vestigden. De prestaties van voetbalclub
PSV zijn in heel Europa bekend. De High Tech-campus, de opvolger van
het NatLab is een brandpunt van technologische innovatie dat niet
alleen Philips ten goede komt, maar ook veel andere bedrijven uit
de regio en elders.
Het geleidelijk vertrek van Philips biedt Eindhoven
de gelegenheid te reflecteren over zijn positie. Goede zaken uit het
Philipsverleden, zoals diverse gerestaureerde bedrijfspanden als de
Witte Dame en de bekende Lichttoren kunnen hierbij, geïntegreerd
in de stad, een rol als baken blijven spelen. Het bedrijfsterrein
Strijp S, biedt met behoud van zijn industriële uitstraling,
grote mogelijkheden om de stad verder op de kaart te zetten als centrum
van design, cultuur en technologie.