Reactie van Jo Bonten
Toen ik mijn artikel ruim twee weken geleden schreef
en instuurde, had ik geen enkele bijdrage op uw site gelezen, dus ook
niet die van Jan de Vries en Lau kanen. Echter, nu reageer ik daar wel
op.
Als eerste mijn commentaar op de bijdrage van Lau Kanen:
Lau Kanen denkt primair aan een museum over de historie der communicatie-techniek.
Zo'n museum is wel degelijk nuttig, zeker als het ook uitgebreid is.
Echter, niet in het Evoluon, maar eerder in Strijp-S, bijvoorbeeld in
het oude NatLab, dus in de buurt van 'zijn' industrieel museum. Lau
Kanen zegt immers terecht dat daar de ambiance met de leidingstraten
nog aanwezig is.
Maar als wij, babyboomers, de jeugd willen interesseren voor techniek,
dan moeten wij vooral hen niet overal doodgooien met oude spullen uit
lang vervlogen tijden. Wij zouden het in onze jeugdtijd meestal ook
niet leuk hebben gevonden als onze ouders ons voortdurend bedolven hadden
onder de verhalen over hún vroegere tijd, met de Pathé-foons
en ijzeren naalden en schellak platen, of met de gloeilamp-grote radiolampen
die rood of goud geverfd waren, of de afstem-condensator zo groot als
een baksteen. Ook al zijn wij nog fit van lijf en leden en dus nog ver
verwijderd van de 'kreupelheid' van onze grootvaders, wij moeten ons
blijven realiseren dat wij in de ogen van de jeugd een stel oude opa's
en oma's zijn.
Wel moet zo'n museum duidelijk maken dat deze 'prehistorische' electronica
beslist niet is bedacht door oerwoud-primitivelingen, maar door professionals
die in hun denken hun tijd vooruit waren, en dat het maken van deze
dingen op zich al een hele prestatie in hun denken en doen was. De werking
van onze huidige apparaten stoelt vaak nog op hun ideeen. Voorbeeld:
de CD bevat het basisidee van de grammofoonplaat: het in een spiraal
opslaan van geluid op een ronddraaiende plaat en deze spiraal lezen
met een (fysieke of optische) naald. En de beeldbuis-TV werkt zelfs
precies zo als zestig jaar geleden. En de FM- en AM-radio eveneens.
Aangezien een jeugdige pas kort leeft, kan hij nog geen besef hebben
van 'vroeger, toen alles anders was'. Dat leert hij pas door langer
te leven, dus door oud te worden. Dan wordt zijn eigen leven historie.
Dat zal mede de reden zijn waarom jeugdigen zich nogal eens graag verzetten
tegen de leefstijl van hun 'vastgeroeste' ouders en menen het zelf beter
te kunnen doen. Daarom moet het Evoluon het heden en eventueel de nabije
toekomst laten zien, maar dan wel met een (summiere) verbintenis naar
het verleden.
En nu mijn opmerking over de bijdrage van Jan de Vries:
Hij vindt dat het Evoluon de technische hoogstandjes van ons regionaal
bedrijfsleven moet laten zien. Dat maakt inderdaad indruk op bedrijfsleiders
van buiten de regio, maar zal beslist niet de jeugd ertoe bewegen om
zelf in de techniek te gaan. Er moeten ook alledaagse technische en
natuurkundige processen getoond worden, ook als zij niet hoogstaand
zijn.
Voorbeeld: Onlangs maakte ik de CD-speler van een (kapotte) autoradio
open, gewoon eens om zo'n ding van binnen te zien. Tot mijn verbazing
werd het 'binnenzuigen' en 'uitspugen' van het plaatje geheel mechanisch
geregeld met allerlei stangen en asjes. Slechts het begin en het einde
van dit proces werd door (mechanische en optische) schakelaartjes meegedeeld
aan de besturings-electronica. Er kwam verder geen chip aan te pas,
en dat is in ons computer-tijdperk. Dit slimme 'zuig- en spuug-mechaniek'
had zeventig jaar geleden al gemaakt kunnen worden! De mechanische telmachines
gebruikten vergelijkbare spullen.
De boodschap van dit verhaaltje is dat techniek nog steeds méér
is dan alleen maar computer-programma's schrijven en nieuwe warp-spelletjes
ontwerpen. Techneuten kunnen hun vindingrijkheid ook buiten de computer
toepassen. De niet-computer-industrie, zoals de metaal, heeft nog wel
degelijk nut in onze moderne tijd.
Inmiddels is velen duidelijk dat de fossiele olie toch wel langzaamaan
gaat opraken. De auto-industrie moet overgaan op waterstof als energie-transporteur,
en liefst zo snel mogelijk. Daardoor zal de hele energie-huishouding
van de maatschappij op de schop gaan. Ook hierover zou het Evoluon kunnen
voorlichten. Waar is trouwens de Stirling-motor gebleven die dertig
jaar geleden nog een hype was omdat hij een uitwendige verbrandingskamer
had?
In feite is de moderne chiptechnologie in zekere zin fataal voor onze
jeugd. Een chip is een blokje waaraan niets te zien is. Je ziet niet
de losse onderdelen zitten met elk hun eigen functie. De enige losse
onderdelen zitten in de software. Vandaar dat software schrijven zo
populair is. Het is de huidige meccano-doos voor de jeugd, bij gebrek
aan een doos vol echte ijzeren stangen en asjes. Trouwens, waar kan
de jonge jeugd nog grote projecten voor weg- en waterbouw uitvoeren
in de zandbak?
De techniek als bouwpakket van losse onderdelen is buiten het blikveld
geraakt van de jeugd, want de losse onderdelen zijn ongrijpbaar geworden.
Het probleem is nu: hoe toon je dit zonder in museale presentaties te
vervallen. Dus geen museum, wel meccano.
De taak van het Evoluon moet dus méér zijn dan alleen
maar het tonen van de topprestaties in de regio t.b.v. managers van
buiten de regio. De eigen jeugd moet worden aangetrokken met eenvoudigere
zaken, en met de achterliggende natuurkundige en scheikundige processen.
En de jeugd moet warm worden gemaakt om mee te ontwikkelen aan toekomstige
apparaten die maatschappelijk zinvol zijn. Dat zijn dus drie taken voor
het Evoluon i.p.v. slechts één.
Hoogachtend,
Jo Bonten
Geldrop
|