Vrienden Evoluon Historie van het Evoluon |
Er landde een schotel te Strijp Laatst, vlak voor zijn 99ste verjaardag, is hij nog eens
wezen kijken. Gewoon, omdat-ie het zo mooi vindt. Hij had er eigenlijk
zijn feestje willen geven, maar dat kon niet. "Volgend jaar doe
ik het wel", zei hij. En meteen, met die typische Mijnheer Frits-lach:
"Als ik dat niet haal, doe ik hier m'n uitvaart." Gelijk heeft-ie. De Eindhovense Eiffeltoren is en blijft
het kindje van Mijnheer Frits. Zijn vondst, zijn plan, zijn idee. Man
voor man heeft hij zelf de Raad van Bestuur omgepraat waarbij, naar
verluidt, H. van Riemsdijk pas tijdens de opening goedkeurend in het
oor van Mijnheer Frits knorde. Zuinigheid. Daar werd het mee geboren. Op de Brusselse
Wereldtentoonstelling van 1958 had Philips een spraakmakende, maar peperdure
bijdrage ingericht, propvol met speeltjes. Het liep storm, anderhalf
miljoen mensen. Onder een etentje sprak hij er over met huisontwerper
en -architect ir. Kalff, de man achter het Philipslogo. Wie zou dat
moois moeten tekenen? Le Corbusier kwam ter sprake, of een internationale
wedstrijd, tot Mijnheer Frits vroeg, hoe Kalff zelf zo'n gebouw zou
zien. Die pakte een servetje en schetste op de achterkant drie dingen:
een bol, een kubus op zijn punt, en: een schotel. Die sprak Mijnheer
Frits meteen aan, vooral toen Kalff er over begon te fantaseren: licht
en ijl van bouw, met moderne vloeiende lijnen. 'Waarom doe jij het dan
niet?' vroeg Mijnheer Frits. Kalff vond zichzelf te oud, maar met hulp
van de jonge De Bever wilde hij het wel proberen.
Mijnheer Frits toog aan het werven. Bij de gemeente kreeg hij een mooi
stuk grond los, de Raad van Bestuur rekende hij voor hoe het eigenlijk
niet zo heel veel zou kosten en met het 75-jarig jubileum in zicht was
er ook een mooie aanleiding om de stad eens te verwennen. De kogel ging
door de kerk. Makkelijker gezegd dan gedaan. Het futuristische ontwerp
van de Kalffsoester bleek nauwelijks bouwbaar. Om het gewicht te dragen
moest de onderkant van beton zijn, maar dat was weer te zwaar voor de
bovenkant, zodat de bouwers naar een stalen constructie keken. Dat nooit,
zei Mijnheer Frits. Staal, daar is de Eiffeltoren van gebouwd. Staal
is uit de tijd. Een honingraatconstructie, die ook nog eens een uniek
plafond vormde, bracht uitkomst.
Mijnheer Frits was ondertussen tegen een ander probleempje aangelopen:
het gebouw zou net op tijd klaar zijn, als Philips ook de bouwvakkers
inschakelde die elders in de stad aan Philips-woningen werkten. Maar
daar dacht Den Haag anders over. Eerst woningen, dan paradepaardjes.
Waarom Mijnheer Frits simpelweg voorstelde om 'eventjes' een extravoorraad
huizen neer te zetten, als hij daarna alle mankracht in de Evoluon-bouwput
mocht gooien. Mocht! Maar dat betekende een halfjaar uitstel. Zes maanden
die de bouwers tot de laatste dag hoofdpijn zou geven. Want zo moesten
opeens betonnen constructies middenin de winter gegoten worden. Kon
niet, zeiden ze. Kan wel, zei Mijnheer Frits en zei het net zo lang
totdat het met verwarmde specie en droogtenten vol stoom inderdaad lukte. De schotelconstructie op zich gaf uiteraard ook handenvol
problemen. Hij moest zelfdragend zijn, door staalkabels ìn het
beton op het laatst aan te trokken die zo de zaak omhoog hielden. Maar
tot dat moment moest alles onderstut worden. En: alles moest kunnen
bewegen, wegens de warmte-uitzetting. De onderste schelp staat daarom
met scharnieren op de twaalf poten, de bovenschelp ligt weer 'los' op
de onderkant. Dat geen kraan groot genoeg was om het dakvenster op zijn
plaats te tillen bleek daarbij maar een klein probleem: er werd een
soort glijbaan over het dak gemaakt, waarover de lichtkoepel naar het
midden werd getrokken.
En binnenin ging het door. Moderner dan modern. De -enige- lift hing
niet aan kabels, maar stond op een uitschuifbare paal (die 30 meter
de grond inging). De verwarming werd revolutionair aangestuurd vanuit
èèn grote centrale pijp. Verlichting en geluid waren uiteraard
ook optimaal. Mooi allemaal, maar het ging om de binnenkant. Mijnheer
Frits had duidelijke ideeën met als opvallendste: de naam Philips
mocht NIET domineren. Geen uitstalkast. Maar een boeiende, permanente
expositie over het moois wat de techniek te bieden heeft: wat ze doet
en wat er in de toekomst mogelijk is. Niks om bang over, maar juist
blij om te zijn. Die plannen werden verder ontwikkeld door prof. J.
Schouten en vormgegeven door de Engelse expo-expert James Gardner.
Ze maakten een speelpaleis. Anders dan alle andere musea mocht in het
Evoluon iedereen overal aanzitten. Alles had knopjes en schuifjes. Alles
was te bedienen en te ondergaan. Vraag het willekeurig welke Eindhovenaar
van een wat ouder bouwjaar en hij/zij begint over de stemvertrager,
de kogeltjesbaan, het bevroren balletje, de computer die 'koffie' zei,
de fietsaangedreven camera, de electromagneten. Maar het mooiste, het
allermooiste, waren de vier roodglazen stolpen bij de ingang, waarin
koeien van elektrieke cijfers het aantal gasten telde dat binnenkwam. Die buizen zouden uiteindelijk de opkomst en ondergang
van het fenomeen zichtbaar maken: het bezoekersaantal. De eerste jaren
was het Evoluon een onverwachte topper. Mijnheer Frits hoopte op 200.000
belangstellenden per jaar: het werden er meer dan dubbelzoveel. Koud
drie maanden na de opening hadden al honderdduizend bezoekers hun gulden
in de toegangsautomaat geduwd. En dat bleef zo doorgaan. Tien jaar lang
lag het eindcijfer telkens tegen het halve miljoen.
Maar de klad kwam er in. Juist de techniek deed de expositie de das
om. Eind zeventiger jaren begon het bezoek danig terug te lopen, omdat
de expositie zelf achter begon te lopen. In andere Philipsgebouwen werd
druk gesleuteld aan supervindingen: de compact disc, de thuiscomputer.
En die ontwikkelingen zouden zo snel gaan dat het onmogelijk cq onbetaalbaar
was om de winkels voor te blijven. Waarbij ook de positie van de multinational zelf uiteraard
een rol speelde. Philips was zo groot en vooral breed gegroeid dat het
wel mis moest gaan. En het fileermes kwam op tafel. Het Evoluon kon
fluiten naar revolutionaire vernieuwingen en onderging hetzelfde lot
als de grote pretparken van Nederland (het Evoluon zat in de samenwerkende
Club van Elf). Efteling, Beekse Bergen, Duinrell: opeens zat de klad
er in, opeens kwamen er geen bezoekers meer en was er dus ook geen geld
om nieuwe superattracties te betalen om dat tij te keren. De pretparken hebben wel diep in de buidel getast en
kwamen met droomvluchten en pythons en anderszins. Het Evoluon kon weinig
meer bieden en, oud-werknemers geven het met pijn in het hart toe, verloederde.
"We kloten maar wat aan", tekende deze krant destijds op.
Wat kapot ging, bleef kapot, of werd met plakband opgelapt. De jeugd
werd onder dwang bij schoolreisjes binnengeduwd maar trok zich vrijend
terug in de stereostoelen die geen punk, maar verjaarde disco draaide.
Een nieuwe directie, aangetreden in '86, kon het tij
niet meer keren. In 1987 kwamen de eerste geruchten over een mogelijke
sluiting naar buiten. Mijnheer Frits sprak ze bozig tegen: "We
zullen nooit sluiten. Het Evoluon hoort bij Eindhoven en Eindhoven hoort
bij het Evoluon." Maar ondertussen ging er een memo naar de VVV,
met het verzoek om het Evoluon definitief uit de folders te houden.
Het eindcijfer van 1988 was 166.000 en in juni '89 kwam het nieuws:
het Evoluon sluit. Wat Mijnheer Frits ook zei, want Mijnheer Frits maakte
niet langer de dienst uit, hoezeer hij ook riep dat hij het woord sluiting
niet wilde horen. En zo ging de deur op 30 november dicht. Op slot gedraaid
door toenmalig bedrijfsleider C. Sluijter.
Desondanks kreeg Mijnheer Frits toch een beetje gelijk. Het Evoluon
ging dicht, maar bleef behouden. Het zou een Competence Centre worden:
eindelijk toch die vitrinekast, waarin alle (overgebleven...) divisies
van Philips zich zouden etaleren. Nieuwe zalen en ontvangstruimten moesten
het multifunctioneel maken, met als oogappeltje de Philips Hall, een
pracht van een vergaderzaal met -uniek- bij elk van de 440 stoelen een
interruptiemicrofoon. Die 440 was gekozen als 400 plus tien procent,
omdat Philips (toen...) 400 topbestuurders had. Prachtig allemaal. Alleen:
Eindhovenaren kwamen er niet meer in. Het was opnieuw een heel plan. Zo groot dat het de geplande
opening in 1991, het 100-jarig jubileum, net niet haalde. En opnieuw
bleek het te groot. Jan Timmer, de boeman van Centurion, liet opnieuw
de deur op slot draaien. Nee, hij liet de expositiekasten leegruimen.
Alweer een nieuw plan: doorgaan als vergader/conferentie-oord. World
Class, dat wel. Maar opnieuw: niet voor de gewone man.
Het is het enige conferentieoord met een eigen fanclub: de Vrienden
van het Evoluon. Zij, en particulieren, blijven ijveren voor herstel,
houden al het oude in ere en hebben inmiddels bij voorbeeld grote delen
van de oorspronkelijke tentoonstelling teruggevonden. Soms in andere
musea, soms onder de keldertrap van de TU/e en soms in de achtertuin
van de portier. Jaarlijks trekt het zo'n 40- tot 50.000 bezoekers. Vergadertijgers,
maar ook productpresentaties en bedrijfsfeestjes. Bavaria en Agio feteerden
er onlangs nog werkers en gasten en uiteraard is de Kumpanie zelf ook
bijna dagelijks in een van de vele zalen te vinden. En, af en toe, stiekem:
Mijnheer Frits. Vindt het nog altijd even mooi. En vele, vele Eindhovenaren
met hem. ------------------------------------------------------------------------------- Gelezen in het Eindhovens Dagblad van zaterdag
29 mei 2004 -------------------------------------------------------------------------------- |