Vrienden Evoluon

Historie van het Evoluon


Terug naar de index van de Vrienden van het Evoluon



Er landde een schotel te Strijp
Door Max Steenberghe

Het staat in de Encyclopedia Britannica. Vera Lynn en de Dalai Lama waren er, en de koning van Lesotho. Ach, de helft van Eindhoven is er in zijn/haar jeugd binnengeweest. Maar heeft geen idee meer wat er zich nu binnen de koepel afspeelt. Net zoals er inmiddels ook een hele generatie Eindhovenaren is, wie 'de stemvertrager' niks zegt. Desondanks blijft het Eindhovens trots en uithangbord.
En vandaar dat het opnieuw ter discussie staat. Het Evoluon. Wat doen we er mee? Wat kunnen we er mee? Wat moeten we er mee? In een serie verhalen over de evolutie van het Evoluon eerst de geschiedenis.

Laatst, vlak voor zijn 99ste verjaardag, is hij nog eens wezen kijken. Gewoon, omdat-ie het zo mooi vindt. Hij had er eigenlijk zijn feestje willen geven, maar dat kon niet. "Volgend jaar doe ik het wel", zei hij. En meteen, met die typische Mijnheer Frits-lach: "Als ik dat niet haal, doe ik hier m'n uitvaart."

Gelijk heeft-ie. De Eindhovense Eiffeltoren is en blijft het kindje van Mijnheer Frits. Zijn vondst, zijn plan, zijn idee. Man voor man heeft hij zelf de Raad van Bestuur omgepraat waarbij, naar verluidt, H. van Riemsdijk pas tijdens de opening goedkeurend in het oor van Mijnheer Frits knorde.

Zuinigheid. Daar werd het mee geboren. Op de Brusselse Wereldtentoonstelling van 1958 had Philips een spraakmakende, maar peperdure bijdrage ingericht, propvol met speeltjes. Het liep storm, anderhalf miljoen mensen.
Na afloop keek Mijnheer Frits wat weemoedig naar de mannen die al dat moois plompverloren afbraken. Waarop hij voorstelde om de expo een paar keer over te slaan en het zo bespaarde geld te steken in een permanent iets. Iets moois, iets leuks, een blikvanger ook, iets om trots op te zijn, zoals dat ding. Dat ding was het Atomium.

Onder een etentje sprak hij er over met huisontwerper en -architect ir. Kalff, de man achter het Philipslogo. Wie zou dat moois moeten tekenen? Le Corbusier kwam ter sprake, of een internationale wedstrijd, tot Mijnheer Frits vroeg, hoe Kalff zelf zo'n gebouw zou zien. Die pakte een servetje en schetste op de achterkant drie dingen: een bol, een kubus op zijn punt, en: een schotel. Die sprak Mijnheer Frits meteen aan, vooral toen Kalff er over begon te fantaseren: licht en ijl van bouw, met moderne vloeiende lijnen. 'Waarom doe jij het dan niet?' vroeg Mijnheer Frits. Kalff vond zichzelf te oud, maar met hulp van de jonge De Bever wilde hij het wel proberen.

Mijnheer Frits toog aan het werven. Bij de gemeente kreeg hij een mooi stuk grond los, de Raad van Bestuur rekende hij voor hoe het eigenlijk niet zo heel veel zou kosten en met het 75-jarig jubileum in zicht was er ook een mooie aanleiding om de stad eens te verwennen. De kogel ging door de kerk.

Makkelijker gezegd dan gedaan. Het futuristische ontwerp van de Kalffsoester bleek nauwelijks bouwbaar. Om het gewicht te dragen moest de onderkant van beton zijn, maar dat was weer te zwaar voor de bovenkant, zodat de bouwers naar een stalen constructie keken. Dat nooit, zei Mijnheer Frits. Staal, daar is de Eiffeltoren van gebouwd. Staal is uit de tijd. Een honingraatconstructie, die ook nog eens een uniek plafond vormde, bracht uitkomst.

Mijnheer Frits was ondertussen tegen een ander probleempje aangelopen: het gebouw zou net op tijd klaar zijn, als Philips ook de bouwvakkers inschakelde die elders in de stad aan Philips-woningen werkten. Maar daar dacht Den Haag anders over. Eerst woningen, dan paradepaardjes. Waarom Mijnheer Frits simpelweg voorstelde om 'eventjes' een extravoorraad huizen neer te zetten, als hij daarna alle mankracht in de Evoluon-bouwput mocht gooien. Mocht! Maar dat betekende een halfjaar uitstel. Zes maanden die de bouwers tot de laatste dag hoofdpijn zou geven. Want zo moesten opeens betonnen constructies middenin de winter gegoten worden. Kon niet, zeiden ze. Kan wel, zei Mijnheer Frits en zei het net zo lang totdat het met verwarmde specie en droogtenten vol stoom inderdaad lukte.

De schotelconstructie op zich gaf uiteraard ook handenvol problemen. Hij moest zelfdragend zijn, door staalkabels ìn het beton op het laatst aan te trokken die zo de zaak omhoog hielden. Maar tot dat moment moest alles onderstut worden. En: alles moest kunnen bewegen, wegens de warmte-uitzetting. De onderste schelp staat daarom met scharnieren op de twaalf poten, de bovenschelp ligt weer 'los' op de onderkant. Dat geen kraan groot genoeg was om het dakvenster op zijn plaats te tillen bleek daarbij maar een klein probleem: er werd een soort glijbaan over het dak gemaakt, waarover de lichtkoepel naar het midden werd getrokken.

En binnenin ging het door. Moderner dan modern. De -enige- lift hing niet aan kabels, maar stond op een uitschuifbare paal (die 30 meter de grond inging). De verwarming werd revolutionair aangestuurd vanuit èèn grote centrale pijp. Verlichting en geluid waren uiteraard ook optimaal.

Mooi allemaal, maar het ging om de binnenkant. Mijnheer Frits had duidelijke ideeën met als opvallendste: de naam Philips mocht NIET domineren. Geen uitstalkast. Maar een boeiende, permanente expositie over het moois wat de techniek te bieden heeft: wat ze doet en wat er in de toekomst mogelijk is. Niks om bang over, maar juist blij om te zijn. Die plannen werden verder ontwikkeld door prof. J. Schouten en vormgegeven door de Engelse expo-expert James Gardner.

Ze maakten een speelpaleis. Anders dan alle andere musea mocht in het Evoluon iedereen overal aanzitten. Alles had knopjes en schuifjes. Alles was te bedienen en te ondergaan. Vraag het willekeurig welke Eindhovenaar van een wat ouder bouwjaar en hij/zij begint over de stemvertrager, de kogeltjesbaan, het bevroren balletje, de computer die 'koffie' zei, de fietsaangedreven camera, de electromagneten. Maar het mooiste, het allermooiste, waren de vier roodglazen stolpen bij de ingang, waarin koeien van elektrieke cijfers het aantal gasten telde dat binnenkwam.

Die buizen zouden uiteindelijk de opkomst en ondergang van het fenomeen zichtbaar maken: het bezoekersaantal. De eerste jaren was het Evoluon een onverwachte topper. Mijnheer Frits hoopte op 200.000 belangstellenden per jaar: het werden er meer dan dubbelzoveel. Koud drie maanden na de opening hadden al honderdduizend bezoekers hun gulden in de toegangsautomaat geduwd. En dat bleef zo doorgaan. Tien jaar lang lag het eindcijfer telkens tegen het halve miljoen.

Maar de klad kwam er in. Juist de techniek deed de expositie de das om. Eind zeventiger jaren begon het bezoek danig terug te lopen, omdat de expositie zelf achter begon te lopen. In andere Philipsgebouwen werd druk gesleuteld aan supervindingen: de compact disc, de thuiscomputer. En die ontwikkelingen zouden zo snel gaan dat het onmogelijk cq onbetaalbaar was om de winkels voor te blijven.

Waarbij ook de positie van de multinational zelf uiteraard een rol speelde. Philips was zo groot en vooral breed gegroeid dat het wel mis moest gaan. En het fileermes kwam op tafel. Het Evoluon kon fluiten naar revolutionaire vernieuwingen en onderging hetzelfde lot als de grote pretparken van Nederland (het Evoluon zat in de samenwerkende Club van Elf). Efteling, Beekse Bergen, Duinrell: opeens zat de klad er in, opeens kwamen er geen bezoekers meer en was er dus ook geen geld om nieuwe superattracties te betalen om dat tij te keren.

De pretparken hebben wel diep in de buidel getast en kwamen met droomvluchten en pythons en anderszins. Het Evoluon kon weinig meer bieden en, oud-werknemers geven het met pijn in het hart toe, verloederde. "We kloten maar wat aan", tekende deze krant destijds op. Wat kapot ging, bleef kapot, of werd met plakband opgelapt. De jeugd werd onder dwang bij schoolreisjes binnengeduwd maar trok zich vrijend terug in de stereostoelen die geen punk, maar verjaarde disco draaide.

Een nieuwe directie, aangetreden in '86, kon het tij niet meer keren. In 1987 kwamen de eerste geruchten over een mogelijke sluiting naar buiten. Mijnheer Frits sprak ze bozig tegen: "We zullen nooit sluiten. Het Evoluon hoort bij Eindhoven en Eindhoven hoort bij het Evoluon." Maar ondertussen ging er een memo naar de VVV, met het verzoek om het Evoluon definitief uit de folders te houden. Het eindcijfer van 1988 was 166.000 en in juni '89 kwam het nieuws: het Evoluon sluit. Wat Mijnheer Frits ook zei, want Mijnheer Frits maakte niet langer de dienst uit, hoezeer hij ook riep dat hij het woord sluiting niet wilde horen. En zo ging de deur op 30 november dicht. Op slot gedraaid door toenmalig bedrijfsleider C. Sluijter.

Desondanks kreeg Mijnheer Frits toch een beetje gelijk. Het Evoluon ging dicht, maar bleef behouden. Het zou een Competence Centre worden: eindelijk toch die vitrinekast, waarin alle (overgebleven...) divisies van Philips zich zouden etaleren. Nieuwe zalen en ontvangstruimten moesten het multifunctioneel maken, met als oogappeltje de Philips Hall, een pracht van een vergaderzaal met -uniek- bij elk van de 440 stoelen een interruptiemicrofoon. Die 440 was gekozen als 400 plus tien procent, omdat Philips (toen...) 400 topbestuurders had. Prachtig allemaal. Alleen: Eindhovenaren kwamen er niet meer in.

Het was opnieuw een heel plan. Zo groot dat het de geplande opening in 1991, het 100-jarig jubileum, net niet haalde. En opnieuw bleek het te groot. Jan Timmer, de boeman van Centurion, liet opnieuw de deur op slot draaien. Nee, hij liet de expositiekasten leegruimen. Alweer een nieuw plan: doorgaan als vergader/conferentie-oord. World Class, dat wel. Maar opnieuw: niet voor de gewone man.
Daarmee is, zegt Philips zelf, het Evoluon terug bij af: vlak voordat Mijnheer Frits zei dat hij een expositieruimte wilde, had hij het over een eigen conferentie-oord en dat was het Evoluon nu uiteindelijk geworden. Een pracht van een oord: alle kenmerkende elementen zijn gebleven: de lift, de luchtververser, het plafond, het nog steeds hypermoderne ambiofonisch geluidssysteem dat heel stilletjes ruis de koepel inblaast waardoor deze nergens echoot.

Het is het enige conferentieoord met een eigen fanclub: de Vrienden van het Evoluon. Zij, en particulieren, blijven ijveren voor herstel, houden al het oude in ere en hebben inmiddels bij voorbeeld grote delen van de oorspronkelijke tentoonstelling teruggevonden. Soms in andere musea, soms onder de keldertrap van de TU/e en soms in de achtertuin van de portier.

Jaarlijks trekt het zo'n 40- tot 50.000 bezoekers. Vergadertijgers, maar ook productpresentaties en bedrijfsfeestjes. Bavaria en Agio feteerden er onlangs nog werkers en gasten en uiteraard is de Kumpanie zelf ook bijna dagelijks in een van de vele zalen te vinden. En, af en toe, stiekem: Mijnheer Frits. Vindt het nog altijd even mooi. En vele, vele Eindhovenaren met hem.

-------------------------------------------------------------------------------

Gelezen in het Eindhovens Dagblad van zaterdag 29 mei 2004

--------------------------------------------------------------------------------

 

Naar de top van deze pagina